-
1 recoil
n. terugloop; terugtrekken--------v. terugdeinzen (voor), terugschrikkenrecoil1[ rie:kojl, rikkojl] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————recoil2♦voorbeelden:2 〈 figuurlijk〉 lies often recoil (up)on the liar • leugens hebben vaak hun terugslag op de leugenaar -
2 shrink
n. zielknijper (slang); verschrompeling--------v. krimpen; doen krimpen; terugdeinzen (voor)shrink1————————shrink2〈shrank [ sjrængk], shrunk [ sjrungk]/voornamelijk als bijvoeglijk naamwoord ook shrunken [ sjrungkən]〉1 krimpen ⇒ afnemen, sen♦voorbeelden:shrink at/from a situation • terugschrikken voor een situatieII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 doen krimpen ⇒ kleiner maken, doen sen♦voorbeelden: -
3 stick at
stick at♦voorbeelden: -
4 start
Oktober 1992, overeenkomst getekend door de V.S. en vroegere Sovjet Unie waarin beide landen overeenkomen de productie van nucleaire bewapening te reducerenSTART (Strategic Arms Reduction Treaty)start1[ sta:t] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 start♦voorbeelden:wake up with a start • wakker schrikkenget off to a good/bad start • goed/slecht beginnenmake a start on • beginnen metmake an early start • vroeg vertrekkenmake a fresh/new start • opnieuw beginnenat the start • in het beginfrom the (very) start • vanaf het (allereerste) begingive someone a start (in life) • iemand op gang/op weg helpenstart on/over • voorsprong op————————start21 beginnen ⇒ starten, beginnen te lopen/werken4 〈 benaming voor〉 (plotseling) bewegen ⇒ losspringen 〈 van hout〉; aanslaan 〈 van motor〉; te voorschijn springen♦voorbeelden:start at • beginnen bij/metstart at • (op)schrikken van4 start for the door • richting deur gaan/lopentears started to their eyes • de tranen sprongen hen in de ogenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (doen) beginnen ⇒ in beweging zetten, aan de gang brengen/helpen; aanzetten, starten 〈 motor〉; opwerpen 〈 vraag〉; aanrichten; aansteken 〈 vuur〉; op touw zetten; stichten, opzetten 〈zaak e.d.〉; naar voren/te berde brengen, aansnijden 〈 onderwerp〉♦voorbeelden:¶ start something • moeilijkheden maken/zoeken -
5 jib
n. kluiver; arm v.e. kraan; zeilsoort--------v. Terugdeinzen, terugkrabbelen, weigeren verder te gaanjib1[ dzjib] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 laadboom ⇒ (kraan/zwaai)arm, kraanbalk♦voorbeelden:→ cut cut/————————jib2〈werkwoord; jibbed〉♦voorbeelden:2 jib at • terugdeinzen voor, zich afkerig tonen van -
6 испугаться
v1) gener. schrikken (voor-÷åãî-ô.), opschrikken, verschrikken2) liter. terugdeinzen (voor-÷åãî-ô., êîãî-ô.) -
7 reculer
reculer [rəkuulee]1 achteruitgaan ⇒ achteruitlopen, -rijden, terugwijken2 terrein verliezen ⇒ teruggaan, achteruitgaan♦voorbeelden:reculer pour mieux sauter • een afwachtende houding aannemen, toegeven om later meer te vragenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 achteruit-, terugzetten ⇒ achteruit-, terugplaatsen♦voorbeelden:1 reculer les frontières • de grenzen verleggen, uitbreidenv2) terugdeizen (voor), terugschrikken4) uitstellen -
8 jib at
jib atterugdeinzen voor, zich afkerig tonen van -
9 start back (from)
start back (from) -
10 shrink from
huiverig zijn bij (om), terugdeinzen voor -
11 cringe
v. terugdeinzen, terugspringen, inkrimpen; zich vernederen[ krindzj]1 ineenkrimpen ⇒ terugdeinzen, terugschrikken♦voorbeelden: -
12 boggle
v. twijfelen; terug deinzen; geschokt zijn[ bogl]♦voorbeelden:¶ the mind boggles! • dat gaat mijn verstand te boven, daar kan ik (met mijn verstand) niet meer bij -
13 stick at nothing
-
14 assaut
assaut [aasoo]〈m.〉1 (storm)aanval ⇒ stormloop, bestorming♦voorbeelden:char d'assaut • tanktroupes d'assaut • stormtroependonner l'assaut à • bestormen, stormlopen ops'élancer, partir à l'assaut de • tot de aanval overgaanmonter à l'assaut de • bestormenprendre d' assaut • stormenderhand nemen, bestormen 〈 ook figuurlijk〉céder sous les assauts de l'ennemi • voor de aanstormende vijand terugdeinzenm1) (storm)aanval, bestorming -
15 douter
douter [doetee]1 twijfelen (aan) ⇒ betwijfelen, in twijfel trekken♦voorbeelden:à n'en pas douter • zonder twijfeldouter de qn. • iemand niet vertrouwen〈que + aanvoegende wijs〉 je doute fort qu' il vous reçoive • ik betwijfel zeer of hij u zal ontvangen〈ne pas douter que + aantonende wijs〉 je ne doute pas qu' il viendra • ik ben er zeker van dat hij komt〈ne pas douter que + aanvoegende wijs〉 je ne doute pas qu' il (ne) vienne, mais • ik twijfel er niet aan of hij komt, maar〈ne pas douter que + voorwaardelijke wijs〉 je ne doute pas qu' il accepterait, si j'insistais • ik twijfel er niet aan of hij zou ja zeggen als ik aandrong1 vermoeden ⇒ bevroeden, denken♦voorbeelden:je ne me doutais de rien • ik had niets in de gatenje me doute que c'est difficile • ik realiseer me dat het moeilijk isje me doute que ce sera difficile • ik vermoed dat het moeilijk zal zijn1. vbetwijfelen, twijfelen (aan)2. se douter (de)v3. se douter (que)vinzien, zich realiseren (dat) -
16 céder sous les assauts de l'ennemi
céder sous les assauts de l'ennemiDictionnaire français-néerlandais > céder sous les assauts de l'ennemi
-
17 ne douter de rien
ne douter de rien -
18 Halt
〈m.; Halt(e)s, Halte〉1 steun, stut ⇒ stevigheid♦voorbeelden:Halt machen • stoppen, stilstaanvor nichts Halt machen • voor niets terugdeinzenein Mensch ohne inneren Halt • een mens zonder ruggengraat -
19 vor nichts Halt machen
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Русский
- Французский